5.2.15

Hoe ik een paniekzaaier was.

Maandag.

"Sorry", mailde Nona's pianojuf mij, "maar ik ben in Amsterdam en al de hele dag zijn er problemen om per trein van en naar Utrecht te reizen. Ik weet dus niet zeker of ik Nona's les straks haal. Eventueel kan ze woensdag inhalen. Hopelijk lees je dit op tijd!"
Ik las het, net op tijd, maar niet op tijd genoeg om er nog over te overleggen. Lastig dat juf en ik alleen elkaars e-mailadres hadden. Ik stuurde een berichtje terug, over dat wij eventueel ook wel woensdag om 17:00 konden, of dat ze even moest mailen als ze inmiddels toch onderweg zou zijn.
Ik bleef nog even hangen op school om af te wachten, maar besloot, na een een laatste blik in de mail, om er dan maar van uit te gaan dat het waarschijnlijk toch niet gelukt was op tijd in Utrecht te zijn.
We reden naar huis.
Eenmaal thuis ontving ik een mail van de juf dat ze het toch gered had, maar dat ze het wel begreep als we weg waren gegaan. Prima.

Woensdag.

Nona was mij al vooruit gegaan terwijl ik nog even naar de parkeermeter ging. Ze zat op mij te wachten in het halletje van het buurtgebouw waar zij les heeft. Het was er rustig. Geen kaartclub voor bejaarde dames, geen dansles, geen accordeonvrouw. Alleen het meisje dat er werkt zat er geconcentreerd achter haar computer te tikken.
Ik keek op de klok die binnen hing en zag dat het bijna vijf uur was. "Je moet gaan hoor", spoorde ik Nona aan. "Juf E. zit al op je te wachten".
Ik bleef nog even staan terwijl zij de trap beklom naar de eerste verdieping waar haar juf oefenruimte heeft, tot ik de deur boven hoorde dichtslaan. Daarna ging ik snel naar buiten. Ik had een half uurtje tijd om een boodschap te doen, maar dan mocht ik niet treuzelen.
Ik schoot op, maar toen ik op de terugweg van de winkel even wilde kijken hoe laat het was, ontdekte ik dat ik mijn telefoon niet bij me had. Oef. Onhandig. Had ik 'm weer in de auto laten liggen, of lag 'ie gewoon nog thuis? Ik kon het me niet herinneren, maar het maakte niet uit. Omdat ik vermoedde dat het halve uur wel bijna om zou zijn liep ik haastig door.
Toen ik de laatste hoek omsloeg, en het buurtgebouw kon zien liggen, sloeg me de schrik om het hart. Binnen was het pikdonker! De medewerkster was weg en alle lichten waren uit. Ik holde naar de deur. Maar wist al voor ik voelde; op slot!
O. Mijn. God.
Waar was Nona? Ik keek om mij heen, om te zien of ze ergens op me stond te wachten. Niets. Misschien was ze al naar de auto gelopen? Ik liep naar de zijstraat waar de auto stond, maar daar was ze ook niet. Ik zocht in de auto, maar mijn telefoon lag er niet in. Verdikke, had ik die thuis laten liggen, hoe verzin je het.
Paniekerig rende ik terug naar het buurthuis, terwijl in mijn hoofd de gedachten over elkaar buitelden. Had ik de juf wel goed begrepen? De les was toch wel deze woensdag, of had ik mijn kind een lege etage opgestuurd en was vervolgens iedereen, mezelf incluis vertrokken? Zat Nona daar binnen opgesloten? Mijn hemel, wat zal ze in paniek zijn! Ik bonkte op de ramen, maar binnen was geen beweging. Misschien was de les afgelopen en had de juf tegen Nona gezegd buiten te wachten en had iemand haar nu gestolen? Ik loerde om mij heen. Niks verdachts. Nee, dat kan niet, suste ik mezelf. De juf zou haar toch nooit zomaar alleen op straat achterlaten. Maar waar was ze dan? Ik ramde op de bel en deed nog een bonkrondje op de ramen. Ik grabbelde nog eens in mijn tas naar mijn telefoon, maar oja, snotdomme, die had ik niet bij me. Ik liep naar de zijkant van het gebouw waar een ruit zit waardoor ik de trap binnen kon zien die naar de oefenruimte loopt. Ik wilde net opnieuw kloppen, toen ik plots Nona's gezicht zag, aan de andere kant van het raam. Het duurde even voor het geloei van Nona en haar juf tot me doordrong. Niet binnengesloten, geen kidnap, goddank geen voorpaginanieuws, gewoon een paniekzaaier van een moeder, en een juf die gewoon met haar eigen sleutel in en uit kan als alle andere medewerkers zijn vertrokken, zoals zij elke dag om vijf uur doen.
O, ze lagen in een deuk. En wie neemt het ze kwalijk. Zelf lachte ik ook. Als een boer met kiespijn.

Onlangs hadden wij op school een overleg. Dat doen we jaarlijks, het hele behandelteam is er dan bij en dan maken we een plan voor het komende jaar, we leggen nieuwe doelen vast en stellen andere doelen bij en keren het hele kind binnenstebuiten. Loslaten kwam ter sprake. Zelfstandigheid kwam ter sprake. "Waarom stuur je haar niet eens naar de bakker tijdens het boodschappen doen?" vroeg Nona's arts aan mij. "Tja", zei ik. "Tja. Dat kan ik natuurlijk best eens doen. Tuurlijk. Dat moet ze wel kunnen", sprak ik, mezelf overtuigend. "Een eenvoudige opdracht".
Maar binnen in mij zei een stemmetje: "Maar je vergeeft het jezelf nooit als iemand haar dan pikt. Of als je haar kwijt raakt".
Ik ben altijd bang dat ik haar kwijt raak. Misschien is dat niet zo gek. Dat ik ergens in de loop van onze geschiedenis kennelijk het vaste vertrouwen in de goede afloop der dingen een beetje ben verloren. Niet dat ik daar steeds druk mee ben, maar ik weet dat het zo is. Ik stond voor dat buurtgebouw al een stoeptegel uit te kiezen om de ramen mee in te gooien. Dat is natuurlijk idioot. Ik durf te wedden dat u, als lezer allang aanvoelde dat het kind uiteraard veilig en wel onder de hoede van haar juf moest zijn. Maar mijn bandbreedte was bezet door de gedachte dat ik haar kwijt was, of dat ik haar in ieder geval moest redden. De vraag is nu dus: wie moet er groeien, loslaten en zelfstandig worden? Nona? Of ik?

P.S. Nadien in de auto zei ze: "Mama. Weet je, als ik echt alleen buiten was achtergelaten dan had ik gewoon aan iemand een lift gevraagd naar het politiebureau".
Hmmm. We hebben nog wel een weg te gaan.